Leeszaal
Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten,
maar in de bibliotheek een volontair
die hunk’rend op een baantje zit te wachten
en boeken uitleent met een zeker air.
Ik lever geest’lijk voedsel aan mevrouwen
die binnenkomen en alleen maar van
de allernieuwste liefdesboeken houden,
‘maar niet zo’n engerd als die Wasserman’.
Ik loop met stapels boeken rond te sjouwen
en plak een etiket op Gorters Mei.
Och, als nu juffrouw Jansen eens ging trouwen,
dan kwam er eind’lijk eens een plaatsje vrij.
Ik ben het niet alleen, die staat te wachten
en achter me staat nog een hele rij.
Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten,
maar niet zo heel veel in de maatschappij.
LUISTER!
Hij zei tot alle and’re spinnen:
Vreemd, ik weet niet wat ik heb,
maar ik krijg zo’n drang van binnen
tot het weven van een web.
Zeiden alle and’re spinnen:
O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
kom Sebastiaan, laat dat nou,
wou je aan een web beginnen
in die vreselijke kou?
Zei Sebastiaan tot de spinnen:
’t Web hoeft niet zo groot te zijn,
’t hoeft niet buiten, ’t kan ook binnen
ergens achter een gordijn.
Zeiden alle and’re spinnen:
O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
toe Sebastiaan, toom je in!
Het is zó gevaarlijk binnen,
zó gevaarlijk voor een spin.
Zei Sebastiaan eigenzinnig:
Nee, de Drang is mij te groot.
Zeiden alle and’ren innig:
Sebastiaan, dit wordt je dood…
O,o,o, Sebastiaan!
Het is niet goed met hem gegaan.
Door het raam klom hij naar binnen.
Eigenzinnig! En niet bang.
Zeiden alle and’re spinnen:
Kijk, daar gaat hij met z’n Drang!